Vier vernieuwingen
1. Meer focus op preventie
De richtlijn beschrijft dat de ggz-professional verantwoordelijk is om actief te zijn in netwerken over suïcidepreventie. De richtlijn besteedt veel aandacht aan preventie, waarin ggz samenwerkt met anderen binnen en buiten de zorg. Want preventie is één van de meest effectieve manieren om suïcides te voorkomen.
2. Opbouw naar fasen (van crisis naar persisterende suïcidaliteit)
Aanbevelingen naar hoe te handelen zijn nu opgedeeld naar drie fasen: hoe te handelen bij een suïcidale crisis, tijdens suïcidaliteit bij persisterende suïcidaliteit. Doelen en interventies verschuiven immers. Bij een crisis staat de veiligheid van de cliënt centraal. Daarna verschuift het perspectief naar voorkomen van suïcidaliteit naar – uiteindelijk -acceptatie en focus op kwaliteit van leven bij persisterende suïcidaliteit.
3. Beleid bij vraag om hulp bij zelfdoding
Vanuit een suïcidepreventief perspectief adviseert de werkgroep altijd zorgvuldig te onderzoeken wat de doodswens bij de cliënt veroorzaakt en bij twijfel geen hulp bij zelfdoding te verlenen.
4. Professioneel handelen na een suïcide
De richtlijn beschrijft zowel de formele stappen die dan moeten worden gezet, als welke hulp er nodig is voor betrokken zorgverleners of andere professionals in andere domeinen.
Vier blijvertjes: de hoofdprincipes
De vier handelingsprincipes voor handelen bij suïcidaliteit zijn ook in de nieuwe richtlijn hetzelfde gebleven:
- Contact maken en direct vragen naar suïcidaliteit
- Veiligheid optimaliseren
- Met naasten samenwerken
- Continuïteit van zorg bieden